Historie


Hieronder leest u een verkorte historie van de Fluweelwerkers- en ZijdeweversBus van Naarden. De volledige geschiedenis vind u in ons boekje dat u kado krijgt wanneer u dit jaar nog lid word.

Het bekendste stukje geschiedenis van Naarden is de moord op de gehele bevolking in het Spaanse Huis door de Spanjaarden die Naarden overvielen in 1572. Ook het verjagen van de Fransen door de Amsterdamse schutterij is een bekend stukje geschiedenis van Naarden waar velen boeken over zijn geschreven.

Wat een stuk vergeten geschiedenis is; Naarden was in de 17e eeuw een belangrijke speler binnen de fluweel- en zijde-industrie. 


 

Het Bloedbad van Naarden is een van de bloedbaden van de Tachtigjarige Oorlog.

Op 1 december 1572 werd het merendeel van de bevolking van Naarden door de 'Spanjaarden' gedood, nadat de stad zich aan de koninklijke troepen had overgegeven. Na de moord op de bevolking werd Naarden geplunderd en in brand gestoken.

De afbeelding hiernaast is een schilderij dat in het Naardense stadhuis hangt dat herinnert aan deze dag. 

 


Vermoedelijk ontstond halverwege de 17e eeuw de fluweel- en zijde-industrie in Naarden. De Naardense industrie leverde haar lakens aan alle Hanzesteden, tot zelfs in Rusland. 

In 1696 werd het Fluweelwerkers- en Zijdeweversgilde opgericht door 32 bazen uit Naarden. Met een gilde werden de verhoudingen tussen alle betrokken partijen in de fluweel- en zijde-industrie in Naarden geregeld; je kunt dit zien als een vroege voorloper van een CAO. Een gilde was daarom ook een serieuze zaak waarbij harde afspraken werden gemaakt die werden vastgelegd in een ordonnantie en goedgekeurd moesten worden door de Vroedschap van Naarden. De Vroedschap was een college van gekozen mannen die de belangrijke beslissingen namen voor een stad, nu zouden we dit de gemeenteraad kunnen noemen. 



In 1696 werd door het Gilde kort na de oprichting een ontwerpordonnantie aangeboden aan de Vroedschap van Naarden; welke in 1697 werd goedgekeurd. Kort hierna zijn de eerste Gildemeesters van het Fluweelwerkers- en Zijdeweversgilde benoemd.

Een gilde was ook een kwaliteitskeurmerk, niet iedereen kon zomaar lid worden van een gilde. Om lid te worden van een gilde was het nodig om een proef van bekwaamheid te doen om aan te tonen dat het product dat hij leverde van de juiste kwaliteit was. Ook moest er een behoorlijk bedrag worden betaald aan het gilde. Een baas die met goed resultaat de bekwaamheidsproef had afgelegd moest 3 gulden betalen aan het gilde; dat was voor die tijd veel geld.


Het gildebestuur werd gekozen voor een jaar. Jaarlijks op de 29e juni werd door het gilde een vergadering belegd voor alle bazen, waar het zittende gildebestuur verantwoording moest afleggen voor het afgelopen jaar, waarna het nieuwe gildebestuur werd verkozen. Deze dag werd ook wel de teerdag genoemd; het was hierbij de gewoonte dat het gilde de bazen ruim voorzag van bier en lekkernijen.

In Naarden is dit dikwijls flink uit de hand gelopen omdat vanwege de gezelligheid en alle “wandaden” eromheen deze teerdag werd verlengd naar teerdagen; die allemaal uit de gildekas werden betaald. Om dit uit de hand gelopen festijn en de verkwisting van gildegeld te voorkomen is in 1747 de teerdag voor alle gilden in Naarden verboden.


De kast die is beschilderd, toont aan de bovenzijde de letters B.K. d.f.w.N.n. Dit betekent: “Brandkast der Fluweelwerkersbus Naarden”, De voorzijde heeft een ornamentversiering met twee leeuwenkoppen. Daartussen een kroon met rijksappel. Onder de kroon een hommage aan het verdwenen gilde, namelijk twee gekruiste schietspoelen voor het fluweel en een attribuut voor de zijde-industrie. De kast werd in 1882 aangekocht toen G. Aartsen, A. Keijer, J.C. van Eeden en J.C. Klinkenberg Busmeesters waren. Hun namen zijn vereeuwigd aan de binnenzijde van de deur. De brandkast is in 1967 aan de gemeente Naarden overgedragen en staat tot op heden te pronken in het Streekarchief in het voormalige Burgerweeshuis te Naarden.


Het gilde had ook de functie van geschillencommissie, wanneer er een geschil ontstond tussen twee of meer bazen of hun werkers waar zij zelf niet meer uit kwamen. De Gildemeesters ontboden alle partijen en namen een beslissing die onherroepelijk was. Het Gildebestuur fungeerde hierin dus als de rechtbank waarbij zelfs boetes konden worden opgelegd. 


In 1700 bij het vernieuwen van de ordonnantie kwam naast de Gildemeester ook de Busmeester voor. Het was vanaf dit jaar dat er in de ordonnantie werd vastgelegd dat Fluweelwerkers-en Zijdewevers van het gilde bij ziekte een uitkering kregen en verzekerd waren van een behoorlijke begrafenis.

De (gilde)Bus kun je dus zien als een vroege en eenvoudige vorm van ziektekosten-, arbeidsongeschiktheids- en overlijdensverzekering.



Sint Severus is de patroonheilige van de wevers. Hij leefde in de 4e eeuw. Hij was van oorsprong wolwever in de Italiaanse stad Ravenna. Toen hij werd voorgesteld als bisschop, streek een duif drie keer neer op hem en werd hij gewijd tot bisschop. In 337 was hij aanwezig op de bisschoppenconferentie in Rome en op de bisschoppensynode van Sofia van 342-343. Hij overleed omstreeks 348. Op afbeeldingen en beelden is hij gekleed als bisschop in een rode kazuifel (gewaad), op zijn hoofd een mijter. De gebruikelijke attributen zijn de bisschopsstaf en een schietspoel. Gilden hebben ook vaak een eigen zijaltaar in de Kerk. Daar kunnen ze onder elkaar zijn bij doop, huwelijke of begrafenis en de naamdag van hun schutspatroon vieren. Alle 22 altaren in de Grote Kerk zijn bij de Reformatie eind zestiende eeuw verdwenen. De protestanten moesten niets hebben de katholieke heiligenverering. Het is jammer genoeg niet na te gaan of ook Sint Severs een eigen zijaltaar had in de kerk


In 1724 werd de ordonnantie opnieuw aangepast; om de burgemeesters te ontlasten van geschillen tussen de Busmeesters en de leden van het gilde, werden de 'Zevenmannen' opgenomen in de ordonnantie. Het College van Zevenmannen loste deze geschillen op. Tevens was het de taak van de Zevenmannen om jaarlijks de Busmeesters te verkiezen voor het volgende jaar.


Halverwege de 18e eeuw stortte de fluweel- en zijdehandel in Naarden in. Waarschijnlijk door de grote aanvoer vanuit Frankrijk. Verschillende malen heeft men geprobeerd de industrie opnieuw op te starten maar dat heeft helaas niet gewerkt.

In 1798 werd het Fluweelwerkers- en Zijdeweversgilde net als alle andere Gilden vanwege de Franse revolutie ontbonden. De Fluweelwerkers- en Zijdeweversbus is wel in stand gebleven om het inkomen te verzorgen van zieke leden en deze van een behoorlijke begrafenis te voorzien.


Door de eeuwen heen bestaat de Fluweelwerkers- en ZijdeweversBus nog steeds. Momenteel worden er geen inkomens meer verzorgd voor zieke leden en er worden geen begravenissen meer verzorgd. Wel steunt de Bus verschillende goede doelen welke een bindng hebben met Naarden en word er jaarlijks een donatie gedaan een een speciaal goed doel. Van de huidige leden vragen we jaarlijks een kleine donatie welke we belonen met een mooie prent van Naarden. Wilt u ons ook helpen om de Bus te laten voortbestaan en daarmee een stukje geschiedenis van Naarden te behouden; klik dan op de rode knop onderaaan deze pagina en word lid


 

 

 

 

 

De volledige geschiedenis van de Fluweelwerkers- en Zijdeweversbus is uitgeschreven in een leuk boekje dat u dit jaar cadeau krijgt wanneer u nu lid wordt van De Bus, In het boekje staan tal van leuke wetenswaardigheden over de rijke historie van de lakenindustrie van Naarden. 

Word NU lid


In 1911 werd een reglement vastgesteld  voor “De van ouds genoemde Fluweelwerkers Bus” , gevestigd in Naarden.

In het reglement werden de werkzaamheden en plichten van de Busmeesters, de Zevenmannen en de Busknecht maar ook van de leden omschreven. En: ook van de “Aanspreker”. De Bus verzorgde namelijk de  complete uitvaart van een lid. Daarbij hoorde ook het aanzeggen van het overlijden bij de leden, en in de stad, maar ook “het kleppen en luiden van de Klok”.

Los van de ouderwetse taal zijn sommige artikelen curieus te noemen en uiteraard niet meer van deze tijd.

Een kleine bloemlezing.

  • Als iemand zich aanmeldt als lid, zullen de Busmeesters verplicht zijn te onderzoeken of die persoon geen ziekelijke gebreken heeft en of hij niet ouder is dan 45 jaren.
  • Twee van de Zevenmannen moeten verstaanbaar kunnen lezen en leesbaar schrijven.
  • Als een lid niet ter vergadering verschijnt verbeurt hij een boete van vijftien cent.
  • Afhankelijk van de kaspositie van de Bus krijgt een zieke per week een uitkering van fl. 1,00 tot fl. 3,50.
  • Elk lid moet alle veertien dagen en wel op maandag tien cent contributie betalen.
  • Als een lid door vechterij, dronkenschap of eigen toedoen een ziekte of verwonding krijgt zal hij niet uit de Bus kunnen trekken.
  • Als bij vergaderingen of begrafenissen een lid vloekt of lasterlijke taal gebruikt verbeurt hij een boete van vijftig cent, dadelijk te voldoen.

De Bus was dus een ziektekosten- en overlijdensverzekering en heeft gefunctioneerd tot in de jaren zestig, In 1964 werd voor het laatst ziekengeld uitgekeerd.

 

 


Busmeesters, Zevenmannen en Busknecht

Busmeesters

In 1696 werd door 31 bazen het Fluweelwerkersgilde opgericht. In een ordonnantie (verordening/voorschrift) werd de verhouding tussen Gildemeesters, bazen, knechten en leerlingen geregeld. In 1697 werden drie gildemeesters gekozen, een van hen werd aangewezen als president.  Alle jaren moesten uit de bazen drie nieuwe gildemeesters worden gekozen. De Gildemeesters hielden toezicht op het doen en laten van de bazen, de knechten en de leerlingen. Zo werd er precies omschreven hoeveel ellen fluweel ( 1 el =  ongeveer 69 cm)) door een leerling moest worden gemaakt. En wat hij daarvoor verdiende. Als een baas of zijn huisvrouw kwam te overlijden moesten alle bazen de laatste eer bewijzen aan de overledene en helpen het lichaam ter aarde te bestellen.

Al in 1700 werd een nieuwe ordonnantie opgesteld, daarin leest men niet alleen over de Gildemeesters maar ook al over de Busmeesters. In die ordonnantie was geregeld het uitbetalen van uitkeringen aan de wevers bij ziekte en ze te verzekeren van een behoorlijke begrafenis. In 1802 werd weer een nieuw reglement opgesteld. Hierin werd onder andere bepaald dat als iemand lid wil worden van de Bus, de Busmeesters verplicht zijn te onderzoeken of die persoon geen ziekelijke gebreken heeft en hij niet ouder is dan 45 jaar. In 1830 werd het reglement opnieuw gewijzigd, de Busmeesters kregen een nieuwe taak. Bij een begrafenis moesten zij bij het sterfhuis het volgende bezorgen: “Een kwart vat goed bier, zevenentwintig broodjes van vijf centen, drie ponden goede kaas, een half pond tabak en dertig lange pijpen en bij koud weer een goed vuur”. Het schenken van bier bij het begraven van busleden was in de 18e eeuw gebruikelijk. Voor het begraven  van een “Buslid” waren 15 busleden, volgens een daarvoor gemaakt rooster, verplicht in het zwart gekleed in het sterfhuis te verschijnen.

Zevenman van de Fluweelwerkers- en Zijdeweversbus Naarden

In het jaar 1724 werd naar aanleiding van de vele geschillen die zich tussen de leden van het Gilde voordeden, door de Busmeesters een verzoek aan de Burgemeester gedaan om uit de leden van de Bus een zevental personen aan te wijzen, die over de geschillen een beslissing konden nemen. Het verzoek werd ingewilligd en in de ordonnantie opgenomen.

Het college van Zevenmannen had dus de taak eventuele geschillen tussen Busmeesters en gildeleden op te lossen. De Busmeesters en hun tegenpartij waren verplicht zich aan de uitspraak van de Zevenmannen te onderwerpen. Ook de Busmeesters worden door hen benoemd. Jaarlijks moesten de Busmeesters rekening en verantwoording afleggen aan de Zevenmannen.

Het laatste reglement voor de Bus is van 21 maart 1911. Daarin is een heel hoofdstuk gewijd aan de “Zevenmannen en hunne werkzaamheden”. Uiteraard is dat niet meer van deze tijd.  Wel staan er een paar bijzondere bepalingen in. Enige voorbeelden: “Twee van de leden van het college moeten verstaanbaar kunnen lezen en leesbaar schrijven. De vergaderingen moeten worden gehouden in een door de voorzitter aan te wijzen lokaal, die daarvoor een gulden geniet. Als een lid van de Bus zonder wettige reden bedankt om Zevenman te worden dient hij een boete van een gulden vijftig te betalen”.

Tegenwoordig zijn de Zevenmannen een college van personen, die de Busmeesters: de bestuursleden van de “Stichting tot instandhouding van de Fluweelwerkers- en Zijdeweversbus Naarden” in raad en daad bijstaan. Uit hun midden benoemen zij de Busmeesters en de Busknecht. Bovendien beslissen zij over hun eigen aanvulling als er een vacature ontstaat. Het zijn allen personen die betrokken zijn bij de geschiedenis van Naarden en oog hebben voor het bestaan van de Bus.

Twee keer jaar vergadert het bestuur van de Stichting met de Zevenmannen in het historische pand, waarin vroeger het Naardens Burgerweeshuis was gevestigd, thans het Streekarchief van de gemeenten Gooise Meren en Huizen. Belangrijke voorstellen worden aan hen voorgelegd en besproken. Ook wordt rekening en verantwoording afgelegd over het gevoerde financieel beheer en beleid. Ook nemen de Zevenmannen een deel van de bezorging van de jaarlijkse prent en de inning van de contributie voor hun rekening. Zij geven gevraagd en ongevraagd advies aan de Busmeesters. In voorkomende gevallen kan een Zevenman ook een specifieke taak op zich nemen.

De Busknecht

De Busknecht had en heeft de taak de Busmeesters terzijde te staan. In vroeger dagen inde hij de contributie, zorgde voor de aankondigingen van vergaderingen en begrafenissen. Als  bij een sterfgeval het door de erbarmelijke woonomstandigheden in die tijd, de dode niet thuis opgebaard kon worden. Dit gebeurde dan ten huize van de Busknecht, die daarvoor zestig cent ontving. Ook de Busknecht neemt deel aan de vergaderingen van de Zevenmannen en het bestuur. Hij  verzorgt ook de uitkering als een lid van de Bud overlijdt.

Ontstaan van de Stichting in 1988

Op 30 juni 1988 werd  de “Stichting tot instandhouding van de Fluweelwerkers- en Zijdeweversbus te Naarden” opgericht. Dat was nodig omdat anders de bestuursleden hoofdelijk aansprakelijk zouden zijn voor de verplichtingen van de Bus. Ook de Kamer van Koophandel vroeg om de vorming van een rechtspersoon. Het bestuur van de Stichting zou samengesteld worden uit de Busmeesters en een Zevenman als toegevoegd lid. Het toetreden van vrouwen werd ook mogelijk gemaakt. De President-Busmeester zou dan voorzitter worden en de andere Busmeesters secretaris en penningmeester.  Ook werd besloten dat de Busmeesters als dagelijks bestuur van de Stichting zouden fungeren en de Zevenmannen als commissarissen. De Stichting functioneert nog steeds op deze wijze. De Busmeesters worden door en uit de Zevenmannen gekozen voor een periode van vier jaar, ze zijn dan weer herkiesbaar. Voor de Zevenmannen en de Busknecht is geen zittingstermijn bepaald. Ze worden zogezegd “voor het leven” benoemd.

In artikel 2 van de statuten van de Stichting is de doelstelling als volgt omschreven:

“De Stichting stelt zich ten doel het instandhouden van de Fluweelwerkers- en Zijdeweversbus te Naarden, vanouds genoemd de Fluweelwerkers Bus”.

Zij tracht dit doel ondermeer te bereiken door:

  1. het verwerven van gelden en het beheren van die gelden ten behoeve van de Fluweelwerkers Bus;
  2. het bekendheid geven aan het bestaan, het doel en werkzaamheden van de Fluweelwerkers Bus;
  3. alle wettige middelen die aan vorenstaande doelomschrijving bevorderlijk kunnen zijn.